In veel gezinnen wordt gemord,
bij het likken van een bord.
Ik doe dat soms, maar ‘k zeg gewis,
dat het een ode aan de kookster is.
Erger was ons omke Jan.
Zijn tong verdween in elke pan.
Het deerde ome ook geen flikker:
zijn bijnaam was ‘de pannenlikker’
De kleine kop van deze man,
paste ook in elke pan
Zijn tong was ruw als van een rund
en raakte zelfs het diepste punt.
Op ’t laatst stond Jan, in ‘restaurant,
te likken aan de afwasband.
Omke kreeg een aardig loon.
De pannen waren brandend schoon.
Maar omke trof een droevig lot.
De oorzaak was een houten pot.
Hij likte met zijn bruutste kracht.
Werd zwaar gewond naar Sneek gebracht.
Een tong vol splinters, een operatie,
een echte ramp, een amputatie.
Nu leeft omke, met een heel klein tongetje
en likt een lolly als een jongetje.
In Friesland lees je, o wat zuur,
dit voorval aan de tegelmuur.